Interview met Jan Feijen

Door: Mark Bouwmans t.g.v. 50 jaar Bouwmans Assurantiën

Jan Feijen: “Het Weertlands dialect hoort bij de identiteit van Weert en zijn omgeving.”

   

In 1926 wordt de vereniging ‘Veldeke Limburg’ opgericht. De doelstelling is het in stand houden van de Limburgse dialecten en volkscultuur. Nu, 95 jaar later, spreekt nog altijd 67% van de volwassen inwoners van Limburg vloeiend dialect. Maar het ‘plat kalle’ lijkt aan corrosie onderhevig.

Het  is ‘de voertaal’ onder de vijftig plussers. Bij de jeugd tussen de 18 en 34 jaar zien we dat nog maar iets meer dan de helft vloeiend dialect spreekt.

Voor Jan Feijen, voorzitter van Veldeke Wieërt, is het Limburgs dialect (en dan met name dat van Weert) een gespreksonderwerp dat hij graag aansnijdt. Met een lijst aan vragen ga ik dat gesprek graag aan.

   

Waar staat de naam ‘Veldeke’ voor?

VELDEKE is een acroniem. Een afkorting die wordt uitgesproken als een woord. Het betekent: Voor Elk Limburgs Dialect Een Krachtige Eenvormigheid. En dat allemaal met hoofdletter geschreven. Daar staat het woord dus voor.

   
  Maastricht  

Vanuit historisch perspectief is Henric van Veldeke de bron. Dat was een middeleeuwse Belgisch-Limburgse dichter. Volgens overlevering de eerste volkstalige schrijver van de Lage Landen die we bij naam kennen. Zijn standbeeld in Maastricht staat achter de Servaaskerk bij de ‘rode kerk’. Ook in Hasselt is hij in een beeld vereeuwigd.

   
  Hasselt  

De vereniging bestaat uit meerdere plaatselijke kringen. Wanneer is de ‘Krînk Wieërt’ opgericht?

Veldeke Wieërt (de huidige naam van de kring) is in 1978 opgericht onder impuls van Jo van der Velden, Stan Smeets, Baerke Adriaens en oud-stadsarchivaris Jan Henkens. De eerste voorzitter van het bestuur was Piet Hermans.

   

Als logo werd gekozen voor d’n Umbelder, de laatste stadsomroeper van Weert. Dat lag voor de hand, want Veldeke wil dan misschien niet direct het nieuws maar toch zeker wel het dialect uitdragen naar de mensen.

Hoe ben jij betrokken geraakt bij ‘Veldeke’?

Sinds 1978 ben ik lid van de kring Weert. Het bestuur had het plan opgevat een Wieërtlands Woeërdebook samen te stellen. Ik werd gevraagd om lid te worden van de werkgroep die zich daarmee ging bezighouden. Jarenlang zijn we in touw geweest om zoveel mogelijk Weertlandse woorden te verzamelen. De andere leden waren Jo van den Berg, Jos Brouwer, Jos van de Wouw en Piet Hermans. In 1983 kwam het de eerste deel van de (losbladige) uitgave uit.

   

In 1998 komt Veldeke Weert met een herziene uitgave van dit woordenboek. Bij het schrijven daarvan heb jij een ‘nieuwigheid’ geïntroduceerd?

Hoogstwaarschijnlijk wel. Ik weet het niet honderd procent zeker maar voor zover mij bekend zijn er in Limburg voorheen geen uitgaven van woordenboeken geweest, waarin -naast de spelling- ook de grammatica van het desbetreffende dialect werd beschreven. In 1998 heb ik daar in het Weertlands woordenboek een hoofdstuk aan besteed.

‘Veldeke Weert’ draagt haar doelstelling ‘het in stand houden van het Weerter dialect en de volkscultuur’, naar ik mag aannemen, actief uit. Hoe zien we dat terug?

Het meest in het oog springend zijn natuurlijk onze publicaties. Vanaf het prille begin stond dat hoog in het vaandel. De genoemde woordenboeken waren voltreffers.

In 2003, bij de uitgave van het kinderboek “Verhäölkes um vuuër te laeze” hebben we als bestuur uitgesproken dat we er naar zouden streven iedere vijf jaar een uitgave te doen. Tot nu toe is dat nog gelukt. In 2008/2009 volgde het (thematische) spreekwoordenboek “Schoeën gezagdj”, in 2013 de  Wieërter woeërdeliêst onder de  titel “Zoeë kalle vae” en in 2018 de herziene en aangevulde (alfabetisch geordende) heruitgave van het eerste spreekwoordenboek onder de titel “Waat ‘ne kâl”.

   

De publicaties zijn zeer in trek bij het grote publiek. Alleen van het laatste boek zijn nog exemplaren voorhanden. Mede door coronamaatregelen is de winkelverkoop daarin gestokt.

In het huidige tijdsgewricht moeten we wel gaan afwegen of het publiceren op schrift nog van deze tijd is, of dat we ons moeten concentreren op ‘digitale uitgaven’.  Toch duikt de vraag naar ‘papieren versies’ altijd weer op. Mensen hebben blijkbaar toch graag iets in handen.

Sinds 2016 jaarlijks timmeren we hard aan de weg met onze jaarlijkse “Schuuërkalender”. Elke dag van het jaar wordt de lezer verrast met een spreuk én een woord van de dag. De belangstelling is groot. Vanaf half november ligt hij in de winkels.

   

Ook met de cursussen Laeze & schriêve in ’t Wieërtlands, die ik vanaf 2005 voor Veldeke Wieërt mag verzorgen, timmeren we goed aan de weg. In deze cursussen bespreken we de spellingregels van de Weertlandse dialecten. Door veel schrijfoefeningen leren de deelnemers de schrijfwijze van onze dialecten beheersen. Ze worden goed bezocht. Tot nu toe hebben 25 cursussen plaatsgevonden. 260 cursisten hebben inmiddels hun getuigschrift behaald. Op dit moment is er door corona zelfs een erg lange wachtlijst.

Met de Declamatiewédstriêd voor de basisscholen proberen we het  dialect elk jaar op een speciale manier onder de aandacht te brengen van de (school)jeugd. Ook worden we met enige regelmaat benaderd om teksten te controleren op de juiste spelling in het dialect. En dan zijn er nog de elektriciteitskasten die voorzien zijn van Weerter dialectspreuken.

   

Naast jullie inspanningen om het dialect levend te houden, zijn jullie ook betrokken bij het in stand houden van de volkscultuur. Hoe geven jullie dat vorm?

Voor onze leden ligt de nadruk daarbij op kortere of langere excursies en verenigingsavonden. Uitgangspunt is het volkscultureel perspectief dat we daarbij kunnen bieden. Waar kunnen we een link leggen met ons ‘achterland’, ons cultureel erfgoed? Daarnaast  werken we samen met andere organisaties aan volksculture evenementen. Die organiseren we in de regel niet zelf, maar we hebben wel onze inbreng als het gaat om dialect. Denk daarbij aan de Weerter operettes en musicals, de activiteiten van de Rogstaekers en dan met name de ‘gezét’. Meer recent zijn we onder anderen betrokken geweest bij de kerstshow van Wieërt Amezieërtj (2019), het sprookjesboek van de Rogstaekers en de uitgave van het boek ‘Aoj Wieërter Wichterspuuëlkes’ van Bart Maes.

   

Een kleinschalig evenement dat we wel zelf organiseren is “Preuve”, een jaarlijks terugkerend muzikaal kerstoptreden voor onze leden bij de SooS. Onze bezoekers worden dan ook getrakteerd op lekkere  hapjes. Maar het gaat dan uiteraard vooral om dialect(kerst)muziek, uitgevoerd door regionale artiesten. Ook de theatervoorstelling “Kefee Veldeke” die we in 2016 organiseerden mag ik natuurlijk niet vergeten.

   

Waarom is het in stand houden van het dialect belangrijk?

Dialect is belangrijk omdat het hoort bij de identiteit van de bewoners van -in ons geval- Weert en omgeving. Maar dat geldt natuurlijk net zo zeer voor de rest van Limburg, of andere regio’s in het land. Ieder dialect is het waard om in stand te worden gehouden vanuit die ‘eigen-streek-identiteit’. Het dialect behoort tot het cultuurhistorische erfgoed. Dat moet niet onderschat worden. Daarnaast speelt dialect ook een rol bij een ‘meertalige’ opvoeding. Er wordt tweetalig onderwijs op middelbare scholen gepropageerd (Engels/Nederlands). Maar de ‘tweede taal’ die voor je voeten ligt, is het dialect. Kinderen nemen vanuit hun dialectopvoeding veel positieve elementen mee naar het Nederlands. Dat moet je uitbuiten. Daarbij speelt ook het taalgevoel vanzelfsprekend een grote rol. Het is dan ook jammer dat er peuterspeelzalen zijn waar kinderen geen dialect meer mogen spreken. Het gevolg is vaak dat de kinderen thuis ook (alleen maar) Nederlands gaan praten. Dat is zonde.

Jarenlang hebben we moeten leven met de misvatting dat dialectspreken nadelig was voor de taalontwikkeling van het jonge kind. Niets is minder waar gebleken. In langlopende onderzoeken is telkens weer gebleken dat juist het omgekeerde het geval is. Dialect heeft juist een positieve invloed op die ontwikkeling.

   
  Jan Feijen beej “d’n Umbelder”  

Net als menige andere  organisatie is ook Veldeke aan een vergrijzing onderhevig. Al enkele jaren is het bestuur op zoek naar verjonging. Helaas lukt dat tot nu toe nog niet echt. Jan geeft aan dat de wijze van invulling van de bestuurstaken volledig open ligt. Ook het activiteitenpalet kan niet zonder nieuwe inspiratie. Ook daarvoor is verjonging absoluut noodzakelijk. Hij is er van overtuigd dat er in Weert en Nederweert mensen moeten zijn die een actieve bijdrage willen leveren aan het in stand houden van het dialect.
De vraag is: waar zijn ze? Een smeekbede is dit zeker niet, noem het eerder een dringende oproep.

Jan is er ook van overtuigd dat het dialect zal overleven. Het is onmiskenbaar zo dat er minder dialect wordt gesproken in de jongere leeftijdscategorieën. Toch ziet hij dat een aanzienlijke groep jongeren tussen de 16 en 25 jaar hun mailtjes en apps in het dialect schrijven. Dat is dan weliswaar geen ‘Veldeke-spelling’ (en dat hoeft ook niet) maar geeft wel aan dat dialect spreken èn schrijven nog leeft bij die groep.

Al met al ziet Jan de toekomst dan ook zonnig in, zeker als het lukt een aantal enthousiaste jonge nieuwe ‘Veldekebestuurders ‘aan de haak te slaan’.